Bibliotheekmedewerkers hebben tegenwoordig te maken met collecties die voor een steeds groter deel bestaan uit elektronisch materiaal. Hoe groot de verschuiving van gedrukt naar elektronisch materiaal is, is afhankelijk van het soort bibliotheek. Sommige bibliotheken, met name gespecialiseerde bibliotheken op biomedisch, wetenschappelijk of zakelijk gebied, bevatten al bijna uitsluitend elektronisch materiaal. De samenstelling van collecties kunnen verschillen per discipline. Openbare bibliotheken beheren ook nu nog overwegend gedrukt werk. De kernactiviteit van de openbare bibliotheek is nog steeds het ter beschikking stellen van fysiek materiaal. In toenemende mate wordt dit echter aangevuld met het aanbieden van elektronische informatie in vormen die we veelal ook in wetenschappelijke bibliotheken zien. Openbare bibliotheken bieden al geruime tijd toegang tot e‑boeken, audioboeken en andere digitale versies van gedrukte publicaties. Hoewel ik voor de toekomst geen precieze voorspellingen kan doen over het aandeel van de verschillende vormen van materiaal, weet ik zeker dat het aanbod van elektronisch materiaal in de openbare bibliotheken verder zal toenemen. De verwachting is dat in de nabije toekomst gedrukt materiaal nog wel een belangrijke rol zal blijven spelen, maar ik weet zeker dat de veranderingen zoals we die nu zien in de komende jaren nog sneller zullen gaan.
Naar aanleiding van deze verschuiving naar meer digitale collecties heb ik uitgebreid nagedacht over de gevolgen hiervan voor de technologieën die in de bibliotheek worden toegepast. Ik heb dan misschien niet alle oplossingen, maar ik weet wel dat het belangrijk is de technologische infrastructuren niet vast te prikken op bepaalde scenario's of verwachtingen over de rol van de bibliotheek in de nabije toekomst, hoe progressief ook. Ik denk dat we eenvoudig niet altijd kunnen voorspellen wat er zal gebeuren en ik hoop dat de technologie die we nu ontwikkelen de grootst mogelijke flexibiliteit biedt voor de toekomst, ongeacht welke trend zal gaan domineren.
We moeten vooral vermijden dat onze huidige veronderstellingen de vorm van de toekomstige bibliotheek gaan bepalen. Als we de technische omgeving van de bibliotheek vormgeven op basis van de huidige verhoudingen in digitale en fysieke bronnen, maken we dezelfde fout als in het verleden toen geïntegreerde bibliotheeksystemen uitsluitend op fysiek materiaal werden gebaseerd.
Achterhaalde architectuur
In het bibliotheekgebouw waar ik werk, word ik er nog dagelijks aan herinnerd hoe belangrijk het is rekening te houden met veranderende omstandigheden. De bibliotheek is gebouwd in 1942 en opgezet rond de manier waarop bibliotheken in die tijd functioneerden. Maar sindsdien zijn bibliotheken ingrijpend veranderd. Hoewel veel elementen van het gebouw toentertijd als progressief werden beschouwd, bleken ze al snel achterhaald. In de bibliotheken van die tijd draaide alles om boeken. Men kan het de ontwerpers daarom moeilijk kwalijk nemen dat ze bibliotheken ontwierpen waarin de toen geldende praktijken centraal stonden. Alleen met de kennis van nu weten we hoe snel gangbare opvattingen kunnen veranderen en zich technologieën kunnen aandienen met nog verdergaande gevolgen.
De bibliotheken werden ontworpen rond de toen gangbare materialen − gedrukte boeken – en de regels en procedures die toen golden. Een groot gedeelte van de ruimte werd natuurlijk gereserveerd voor de opslag van boeken. In die tijd was het in veel onderzoeksbibliotheken ook gebruikelijk dat de boeken niet vrij toegankelijk waren voor het publiek. Bibliotheekgebruikers mochten naslagwerken alleen inzien. Het bibliotheekpersoneel haalde de boeken op die de bezoeker wenste.
Veel van de architectonische kenmerken wijzen nog op deze gang van zaken. Aangezien alleen het bibliotheekpersoneel en een selecte groep wetenschappers toegang hadden tot de ruimten waarin de boeken werden bewaard, werd er weinig aandacht besteed aan de aankleding ervan. De ruimten, die een groot gedeelte van de bibliotheek in beslag namen, waren voorzien van betonnen vloeren, legergroene verf en plafonds die zo laag waren dat iedereen van bovengemiddelde lengte moest oppassen om zijn hoofd niet te stoten.
Een netwerk van pneumatische buizen, vergelijkbaar met het type buizen dat in die tijd ook in warenhuizen en banken werd gebruikt, transporteerde de aanvragen van bezoekers naar de medewerkers in de opslagruimte, die vervolgens het materiaal opzochten en met een speciaal liftje naar de uitleenbalie stuurden. Deze infrastructuur was hightech voor die tijd en bood de mogelijkheid om de handelingen die de beperkte toegang tot het bibliotheekmateriaal, die men noodzakelijk achtte, te automatiseren.
Kaartcatalogi kort geleefd
In de jaren zestig van de vorige eeuw vond men dat het publiek vrij toegang moest hebben tot de collectie en zelf de boeken moest kunnen uitzoeken die men wilde lenen. Het bibliotheekpersoneel hoefde niet langer het gewenste materiaal op te halen; de fysieke infrastructuur hiervoor werd zo eveneens overbodig. De ruimten met boeken waren echter niet ingericht voor het publiek en tot op de dag van vandaag klagen bibliotheekbezoekers over de kerkerachtige sfeer. De overblijfselen van het pneumatische netwerk zijn nog steeds te zien als stille getuigen van een vorig automatiseringstijdperk.
In die tijd waren kaartcatalogi hét middel voor het opzoeken van materiaal in bibliotheekcollecties. Onze bibliotheek beschikte over een enorme kaartcatalogus waarmee de bezoekers de informatie konden vinden die ze nodig hadden. Men had toen geen idee hoe alles binnen drie decennia zou veranderen: kaartcatalogi zijn inmiddels gedigitaliseerd en bieden nog steeds toegang tot de gedrukte collecties. Meer recentelijk hebben de online zoeksystemen zich verder ontwikkeld tot ware ontdekkingsinterfaces waarmee alle componenten van de bibliotheekcollecties zijn te doorzoeken.
De ontwerpers van het gebouw hadden onmogelijk kunnen bedenken dat de toen gebruikelijke bibliotheekopzet maar zo kort zou voortbestaan. Het is daarom begrijpelijk dat ze de kaartcatalogus als onderdeel van het gebouw zagen. De kasten van de kaartcatalogus zijn gemaakt van het mooiste materiaal met een vakmanschap dat tegenwoordig nauwelijks meer te vinden is. De ingebouwde kasten en laden bieden een inkijkje in een bibliotheek die de huidige generatie studenten nooit heeft gekend. De kaartcatalogus werd in 1985 buiten gebruik gesteld, maar de laden zijn nog altijd prominent aanwezig in de hal van de bibliotheek. Door de jaren heen zijn delen van de kaartcatalogus verwijderd en vervangen door kasten met computers, maar een groot gedeelte bestaat nog. Vijfentwintig jaar nadat de kaartcatalogus in onbruik raakte, zullen echter mogelijk ook de laatste kasten verdwijnen als beoogde renovatieplannen doorgang vinden.
Frustraties voorkomen
We verwachten van bibliotheekgebouwen dat ze tientallen jaren blijven staan. Architecten benadrukken het belang van flexibele ruimten die dienst zullen blijven doen; ook als de hedendaagse bibliotheekopzet net zo achterhaald zal zijn als de kaartcatalogi, de pneumatische buizen en afgesloten opslagruimten. Als ik dagelijks de hal van onze bibliotheek binnenloop, word ik eraan herinnerd dat we dezelfde lessen moeten toepassen op de bibliotheekautomatisering. Hoe goed we onze bibliotheken ook proberen af te stemmen op de huidige praktijk, zeker is dat de toekomst weer andere eisen zal stellen, ook op het gebied van technologie en bibliotheekautomatisering.
We kunnen veilig stellen dat de verschuiving naar elektronisch materiaal nog zal voortduren. Maar de precieze details, zoals de bestandsformaten, mediatypen en vooral zakelijke en juridische beperkingen die van invloed kunnen zijn op de manier waarop bibliotheken het materiaal beheren en beschikbaar stellen, zijn minder duidelijk. Met steeds grotere snelheid lijken de samenstelling van collecties en de eisen van bibliotheekgebruikers te veranderen. Dit benadrukt des te meer de noodzaak van flexibele technologieën die op deze veranderingen kunnen inspelen. We hebben er lang over gedaan om ons te ontworstelen aan de beperkingen van automatiseringssystemen die stammen uit het tijdperk waarin gedrukt materiaal toonaangevend was. Laten we proberen dergelijke frustraties bij toekomstige veranderingen te voorkomen.
Hoe kunnen we meegroeien?
Hoe kunnen onze technologische investeringen hun waarde behouden en meegroeien met de voortdurende veranderingen in het bibliotheekwezen? Het antwoord op deze vraag weet ik niet precies. Ik hoop alleen dat de architecten die zich bezighouden met het ontwerp van bibliotheektechnologieën deze vraag in gedachten houden en zich rekenschap geven van de veranderingen die zich onvermijdelijk zullen voordoen en waar we ons nu nog geen voorstelling van kunnen maken.